Oost-Maarland Eijsden

Sint Martinus


Geboren in 316 te Sabria in Hongarije als een zoon van een Romeinse militair, in de landstreek Pannonie, liet Martinus zich als jongen van 10 jaar in de kerk opnemen als catechumeen (doopleerling). Vijf jaar later trad hij in het leger en diende onder keizer Contantius en keizer Julianus, hoewel hij monnik wilde worden. Op 18 jarige leeftijd werd hij gedoopt en bleef nog twee jaar in dienst. Als soldaat ontmoette Martinus bij de stadspoorten van Amiens tijdens een koude winter een halfnaakte bedelaar, die hem om Christus’ wil een aalmoes vroeg. Martinus had geen geld, maar wel een warme mantel. In die tijd behoorde een helft van de kleding aan de keizer en de andere helft was persoonlijk bezit. Hij sneed de mantel met zijn zwaard doormidden en gaf de bedelaar de helft. In een droom verscheen hem de avond daarop Christus met de helft van zijn mantel om zich heen geslagen. “Wat je voor de geringste van mijn broeders hebt gedaan, dat heb je aan Mij gedaan”. Zijn besluit stond toen vast. Hij begaf zich naar de H.Hilarius, bisschop van Poitiers. Deze werd de leraar en voorbeeld van Martinus. Onder zijn leiding leefde hij als monnik en werd hij gewijd tot exorcist. Dit is het bekendste verhaal over Sint Martinus en staat als voorbeeld van zijn liefdadigheid meestal op beelden en schilderijen.       


Toen hij priester was begon hij als missionaris in zijn eigen geboortestreek. Zijn moeder zou als eerste zich bekeerd hebben. Woedende Arianen en heidenen verdreven Martinus uit zijn geboortestreek. Terneergeslagen begaf hij zich naar het eiland Gallinara voor de Italiaanse Riviera. Daar leefde hij voor enkele jaren als kluizenaar. Zijn kinderdroom was vervuld.

In het jaar 360 werd hij door Hilarius, die reeds vanaf 356 bisschop van Poitiers was, naar Gallië teruggeroepen. Hij bouwde er een kluizenaarscel en verbleef daar vele jaren. Uit deze eenvoudige cel zou later het eerste klooster van Gallië groeien.


Elf jaar later (372) werd Martinus door het volk en de clerus gekozen tot bisschop van Tours, waar hij een klooster bouwde en daar met tachtig monniken een buitengewoon heilig leven leidde. Hij wilde niet in het bisschopshuis wonen, maar verkoos liever de armoede. Zijn vriend en levensbeschrijver Sulpicius Severus was vaak ooggetuige van zijn wonderdaden. Vol overgave verkondigde St. Maarten overal het H.Evangelie en bestreed het heersende heidendom. Hij was geliefd bij de gehele bevolking vanwege zijn gerechtigheid en voorbeeldige leven.   

In de Germaanse oudheid werd vuur gebruikt, dat in het volksleven het symbool was van de licht- en warmtegevende zon, waar men afscheid van nam, in het najaar. Misschien dacht men  aan het Sint Maartensvuur als een zinnebeeld van het huiselijke haardvuur, dat met de aanvang van de winter in onze noordelijke landen eerst echt het middelpunt van het gezin gezien werd. De jeugd trekt nog steeds op de sterfdag van St. Maarten met lampions zingend door de straten en er worden grote St. Maartenvuren ontstoken.


Al tijdens zijn leven was Martinus in de hele christelijke wereld bekend. De heilige Martinus stierf op 11 november rond het jaar 398 op 80 jarige leeftijd te Candes, een parochie in zijn bisdom. Martinus werd al gauw heilig verklaard. In Frankrijk werd hij zelfs de nationale beschermheilige.


► Patroon van: Soldaten, cavaleristen, militairen, ruiters, hoefsmeden, wapensmeden, leerlooiers, wevers, armen, bedelaars, molenaars, gordelmakers, hoteliers, kleermakers, handschoenmakers, hoedenmakers, reizigers, gevangenen, wijnboeren, borstelmakers, omroepers, geheelonthouders, herders en waarden

► Patroon tegen: Belroos, uitslag en slangenbeten

► Patroon voor: een goede oogst